Wat is voorraadbeheer? Realtime inzichten en andere technieken.

Belangrijke termen voor voorraadbeheer die je moet kennen zijn:

• ABC-analyse: Hiermee kunnen bedrijven vaststellen welke goederen de grootste invloed hebben op hun voorraadkosten. 'A' is je meest winstgevende en waardevolle product. 'C' zijn goederen die resulteren in transacties van lage waarde en niet significant bijdragen aan het nettoresultaat. 'B' zijn goederen die hier ergens tussenin liggen.
• Gemiddelde voorraad: Wordt berekend door de begin- en eindvoorraad van een boekingsperiode bij elkaar op te tellen en het resultaat door twee te delen.
• Beginvoorraad: De geldelijke waarde van onverkochte goederen aan het begin van een boekingsperiode.
• Bundels: Meerdere producten die samen worden verkocht onder één unieke alfanumerieke code (SKU).
• Opslagkosten: Het bedrag dat wordt besteed aan het aanhouden en opslaan van onverkochte goederen.
• Kosten van verkochte goederen: Ook wel COGS (Cost Of Goods Sold) genoemd. Het bedrag dat wordt besteed aan de inkoop of productie van goederen, inclusief grondstoffen, machines en arbeid. Hieronder vallen geen indirecte kosten zoals reclame, sales of distributie.
• Dagen uitstaande voorraad: De vereiste tijd in dagen om voorraad te verkopen. Minder dagen is doorgaans beter. Dit varieert per bedrijf, zelfs voor hetzelfde product.
• Overschot: Verouderde (en waarschijnlijk onverkoopbare) goederen.
• Optimale bestelhoeveelheid: Ook wel EOQ (Economic Order Quantity) genoemd. Een formule om te bepalen hoeveel goederen een bedrijf moet kopen om opslag- en andere inkoopkosten te minimaliseren.
• Eindvoorraad: De geldelijke waarde van onverkochte goederen aan het einde van een boekingsperiode.
• FIFO-waardering (first-in-first-out): Een methode voor assetmanagement en -waardering waarbij wordt verondersteld dat goederen die als eerste zijn gekocht ook als eerste worden verkocht.
• Voorraadtelling: De voorraad handmatig tellen om de nauwkeurigheid van de boekhouding te controleren. Wordt ook inventarisatie genoemd.
• Voorraadvariant: Varianten van één product (bijvoorbeeld verschillende maten van dezelfde schoen).
• Just-in-time (JIT): Specifiek van toepassing op grondstoffen. Bedrijven kopen goederen naar behoefte, waarna deze 'net op tijd' voor de productie worden geleverd. Cross-docking, waarbij bedrijven magazijnen overslaan en goederen rechtstreeks van inkomende vrachtwagens overladen op uitgaande vrachtwagens, is doorgaans onderdeel van JIT-beheer. Dit komt doordat bedrijven met cross-docking minder geld aan opslag hoeven te besteden.
• Last-in-first-out: Veronderstelt dat goederen die als laatste worden gekocht als eerste worden verkocht.
• Doorlooptijd: De vereiste tijd om aangeschafte goederen te leveren op de locatie van de koper.
• Materiaalbehoefteplanning (MBP): Met MBP kunnen bedrijven om te beginnen de vraag naar specifieke grondstoffen schatten. Vervolgens bestellen ze de materialen of onderdelen om het product te maken, waarbij ze de goederen distribueren op basis van de reeds beschikbare voorraad. Zodra resources zijn toegewezen, wordt de productie gepland.
• Pickingfout: Wanneer het verkeerde artikel uit voorraad wordt gehaald en aan de klant wordt geleverd. Omvat ook gevallen waarin het item werd vergeten of wel correct werd geleverd, maar beschadigd of onjuist gelabeld is.
• Verzendfouten: Goederen die op de verkeerde bestemming worden geleverd.
• Overselling: Orders aannemen voor producten waarvan de voorraad is uitgeput. Dit leidt tot een slechte customer experience.
• Pipeline-voorraad: Goederen die in productie zijn of ergens in de supply chain onderweg zijn.
• Bijbestelpunt: Voor het bijbestelpunt wordt rekening gehouden met de doorlooptijd om te zorgen dat de voorraad niet uitgeput raakt. Het bijbestelpunt kan veranderen, afhankelijk van het product of de eigen verkoopcyclus van het bedrijf.
• Veiligheidsvoorraad: Extra producten die een bedrijf in voorraad moet hebben met het oog op onvoorziene wijzigingen, zoals een plotselinge toename van de vraag of een prognosefout. Wordt ook buffervoorraad genoemd.
• Voorraadverlies: Beschadigde of gestolen goederen die niet kunnen worden verkocht.
• Stock-keeping unit (SKU): Een alfanumerieke code die aan goederen wordt toegewezen om de voorraad bij te houden. SKU's zijn uniek per voorraadvariant.
• Supplychain: De stroom van goederen van grondstof tot eindproduct. Bedrijven zijn vaak direct verantwoordelijk voor slechts één aspect van de supplychain (bijvoorbeeld retailers).
• Third-party logistics (3PL): Een partnerbedrijf dat de klantenservice, orderverwerking of magazijnopslag beheert voor retailers.